Ze hield van harmonie, de dame die tegenover me zat. Ze haatte conflicten. Dus als er een keer iets knalde in haar omgeving, thuis met haar man of op het werk tussen haar en collega’s of tussen collega’s onderling, dan ging ze de verzoener spelen. Die verzoener in haar streek alles glad, zorgde dat conflicten gesust worden en dat alles weer gezellig en leuk werd. Ze was er goed in om die rol te spelen. Het gaf haar ook een goed gevoel: de harmonie, het evenwicht was terug.
Maar IS alles ook weer leuk en gezellig? Of broeit het onderhuids, omdat er niks wordt uitgesproken maar met de mantel der liefde bedekt? Haar angst voor conflicten en ruzies blijkt na doorvragen voort te komen uit de onstabiele situatie in haar jeugd, waarin ze steeds de verzoener was tussen haar vader en haar stiefmoeder. Als er weer harmonie was in het gezin gaf dat haar en haar zusjes rust. Conflicten zijn gevaar: misschien valt het gezin dan wel uit elkaar!
Nu ze volwassen is leeft dat gevoel nog steeds in haar. Dus sust ze alle wrijvingen. Maar ze worden niet opgelost. Dus de susser blijft sussen, de verzoener blijft verzoenen. Ze ging op zoek naar degene in zichzelf die wèl de strijd durft aan te gaan. Die zegt waar het op staat, eerlijk en open, zonder het respect voor elkaar te verliezen. En zonder angst voor mogelijke gevolgen. Want ook die ‘ik’ had ze in zich.
Het gaf haar rust en, hoe paradoxaal ook: er kwamen minder conflicten op haar pad. Geen lessen daarin meer te leren, geen brandjes te blussen voordat er een vonkje was.
[cta id=’7004′]