Ik heb een theorie over werkgeluk. Daarin zie ik namelijk een driedeling van mensen: drie categorieën mensen die anders omgaan met hun eigen werkgeluk. Die driedeling is als volgt: hele slimme mensen, heel erg niet-slimme mensen en een categorie daartussen. Die noem ik de nog niet slimme mensen. De eerste categorie is dus de hele slimme mensen. Zij weten hoe ze hun werkgeluk kunnen vergroten op het moment dat ze op een dood spoor zitten qua werk. Hun mindset is zodanig dat ze zichzelf als een Houdini bevrijden van hun lot.
De niet-slimme mensen zien geen uitweg. Ze roepen ook geen hulp in en ‘zitten hun lot uit’. Dat zijn de mensen die jaar in jaar uit met de pest in hun lijf naar het werk gaan, de week ‘doormidden zagen’ en aftellen naar weekend, vakantie en pensioen. Die ter plekke zouden stoppen met hun werk als er geen financiële noodzaak was.
De categorie daartussen zijn de nog niet slimme mensen. Dat zijn mijn potentiële klanten. Ik leer hen namelijk om heel slim te worden qua werkgeluk, zodat ze zelf de regie hebben op hun loopbaan en voortaan weten hoe ze (weer) bij kunnen worden van hun werk.
Zij kwijnen niet weg in hun baan, voelen zich geen loonslaaf, worden weer slimmerds met werkgeluk.
En hé: been there, done that, seen it, bought the t-shirt. Ik weet als geen ander hoe het voelt om de grip op je werkgeluk kwijt te zijn. Ik zat bij die categorie minder slimme mensen die maar doorwerkte, alle lichamelijke signalen straal negeerde en mezelf goed voor de gek hield (lees ook mijn blog Wie niet slim is moet sterk zijn). Elke dag met lood in mijn schoenen naar mijn werk, veel hoofdpijn, een gevoel van onmacht. Er kwam een kans voorbij, en die heb ik met beide handen aangegrepen. Gelukkig dat ik de kans zag en herkende! De banenswitch die daarop volgde heeft me ontzettend veel ruimte in mijn hoofd en rust in mijn lijf gegeven. Dat gun ik jou ook!